Werkwoorden vervoegen
gisten
Tegenwoordige tijd gisten
Ik gist
Jij gist
gist jij?
U gist
Hij/Zij/Het gist
Wij gisten
Jullie gisten
Zij gisten
Verleden tijd van gisten
Ik gistte
Jij/U gistte
Hij/Zij/Het gistte
Wij gistten
Jullie gistten
Zij gistten
Voltooid deelwoord van gisten
gegist
Tegenwoordig deelwoord van gisten
gistend