Wat is de betekenis van gewaagd?

gewaagd - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbonden met een flink risico, gedurfd, riskant gewaagd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van gewagen gewaagd - Deelwoord 1. voltooid deelwoord van wagen 1. vormt de voltooide tijden ♢ Zij hebben voor mij hun leven gewaagd....

gewaagd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-waagd 1. wat gevaar oplevert ♢ dat is een gewaagde onderneming 2. bijna niet meer fatsoenlijk ♢ hij maakte een gewaagde grap Bijvoeglijk...

(Gezegd van literatuur, films, ondergoed e.d.) Erotisch. De film was bezig. Ter afwisseling van de strippende deernen draaien ze ‘gewaagde films’. Jan Cremer: Made in USA. 1969

adj., aventûrlik, nuodlik, faei; een -e onderneming, blyn, gefaerlik spul (it), halsbrekkerij, halsbrekken (it); ze zijn aan elkander —, it is stiif partij partuer, partûr.

bn. (1 gevaarlijk, onzeker, hachelijk; 2 van een gezegde, uitdrukking: niet volkomen juist of gepast, dubbelzinnig): 1. een gewaagde onderneming; 2. een gewaagd beeld, een gewaagde stelling, stout; een gewaagde aardigheid; nog: aan elkaar gewaagd zijn, niet voor elkaar onderdoen.

(gә'wa:cht) bn. en bw. (-er, -st en meest -) 1. gevaarlijk, onzeker: een -e onderneming, reis. sprong, stap, tocht, verbintenis; spel spelen. 2. niet volkomen juist, gepast: een beeld; een -e omschrijving, uitdrukking. 3. stout: een -e stelling. 4. op of iets over de grens der welvoeglijkheid: een gezegde; een -e aardigheid, toespeling, woor...

bn. (-er, -st, meest -), 1. een waagstuk zijnde, gevaarlijk, hachelijk: een gewaagde sprong; een gewaagde onderneming; spel spelen, veel wagen; 2. bevreemdend, moeilijk met bepaalde regels of conventies te verenigen: een beeld; een gewaagde stellitig, een stoute bewering; een gewaagde toespeling, een gewaagde aardigheid, die kwetsend kan zijn voor...

GEWAAGD, bn. (-er, -st, of meest -), een waagstuk zijnde, gevaarlijk, hachelijk: een gewaagde sprong; eene gewaagde onderneming; — gewaagd spel spelen, veel wagen; — een gewaagd beeld, eene gewaagde omschrijving, die niet volkomen juist of gepast zijn; — eene gewaagde stelling, een stout beweren; — eene gewaagde toespelin...

...