bn. (-er, -st, meest -),
1. een waagstuk zijnde, gevaarlijk, hachelijk: een gewaagde sprong; een gewaagde onderneming; spel spelen, veel wagen;
2. bevreemdend, moeilijk met bepaalde regels of conventies te verenigen: een beeld; een gewaagde stellitig, een stoute bewering; een gewaagde toespeling, een gewaagde aardigheid, die kwetsend kan zijn voor een persoon of voor de welvoeglijkheid, dubbelzinnig;
3. aan elkaar zijn, elkaar aankunnen, niet voor elkaar onderdoen.