Dom
I. DOM m., mv. domkerken, 1. bisschoppelijke hoofdkerk, kathedraal; thans als willekeurige benaming voor bep. kerken; 2. koepel; — (bij stoommachines) stoomhouder, koepelvormige opbouw op een stoomketel; 3. verkorting van domtoren. II. DOM v. (-men), (Zuidn.) naaf van een wiel. III. DOM Portugese eretitel; — titel van...