(Sanskriet) Lett. kleur, passie. Een klassiek Noord-Indiaas muziekgenre, gebaseerd op een zeer complex systeem van toonladders en daarmee verbonden ritmische patronen, waarop musici improviseren.
Een raga komt dus feitelijk pas tot stand tijdens de uitvoering, waar de spelers een bepaalde sfeer proberen op te roe pen. Er zijn meer dan 200 raga's die de basis kunnen vormen voor improvisatie, maar het te spelen aantal raga's is in feite onbeperkt.
Hoe een stuk klinkt, is afhankelijk van het technisch improvisatievermogen van de uitvoerende musici, de gekozen toonladder, het karakter van de raga zelf, de reacties van het publiek en de emoties van de musici. Raga's mogen niet zomaar gespeeld worden: ze zijn verbonden aan bepaalde seizoenen, een tijdstip van de dag (van zonsopgang tot nachtelijk uur), een bepaald festival, of een maand. De bekendste instrumenten zijn de sitar, sarod (snaarinstrument), bamboefluit en de tabla.,'. Beroemde ragaspelers zijn Ravi Shankar (sitar), Ustad Ali Akbar Khan (sa rod) en Hariprasad Chaurasia (fluit). Per jaar zijn er tientallen concerten waarop raga's worden gespeeld.