(artikel 1639e e.v. BW). In het algemeen geldt, dat een arbeidsovereenkomst slechts rechtsgeldig kan worden beëindigd, als de overeenkomst is opgezegd.
Opzeggen hoeft echter niet plaats te vinden:
a. wanneer de periode, waarvoor de overeenkomst is aangegaan, is verstreken;
b. tijdens of tegen het einde van de uitdrukkelijk overeengekomen proeftijd (nooit langer dan twee maanden en voor beide partij en gelijk van duur);
c. bij beëindiging met wederzijds goedvinden (hetgeen de rechter niet zo gauw aanneemt, want er kan een mate van dwang zijn uitgeoefend);
d. bij ontslag op staande voet vanwege een dringende reden;
ƒ. bij overlijden van de werknemer.
De opzegging is evenwel slechts geldig indien aan twee vereisten is voldaan:
1. er is toestemming van de directeur van het gewestelijk arbeidsbureau (GAB);
2. de geldige opzegtermijn wordt in acht genomen.
Opzeggen zonder vergunning is nietig', de dienstbetrekking en de verplichting tot loonbetalen blijven bestaan. Zie Ontslag.