Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 06-02-2017

sprookje

betekenis & definitie

Het sprookje is een tamelijk kort verhaal, dat meestal gebouwd is op de tegenstelling goed/kwaad met soms nog andere tegenstellingen zoals arm/rijk en groot/klein. Het begint vaak met ‘Er was eens een ...’ of ‘Op zekere dag...’ en eindigt vaak met ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’. De in West-Europa algemeen be­kende sprookjes zijn na een lange periode van mondelinge overlevering bijeengebracht in twee verzamelin­gen.

In 1697 schreef Charles Perrault de sprookjes op die zijn huishoudster aan zijn kinderen vertelde en noemde dit boek Histoires ou Contes du temps passé, dat later algemeen bekend werd onder de naam Contes de ma Mère l’Oye (Sprookjes van Moeder de Gans). Daarin staan acht sprookjes, waaronder "De schone slaapster", "Roodkapje", "Blauwbaard", "De gelaarsde kater" en "Assepoester".

De tweede, veel uitgebreidere, verzameling (ruim honderd sprookjes) is samengesteld door de gebroeders Jacob en Wilhelm Grimm: Kinder- und Hausmärchen (1812/1815, 2 delen; later uitgebreid tot 3 delen). Hierin staan o.a. "Hans en Grietje", "Sneeuwwitje", "Doornroosje", "Roodkapje", "Assepoester" en "De wolf en de zeven geitjes".

Beroemd zijn ook de sprookjes van Duizend en één nacht, een verzameling die in de 10e eeuw in Arabië werd samengesteld; door wie weten we niet. In 1704 verscheen er een Franse vertaling van door Antoine Galland en daardoor wer­den de sprookjes in Europa bekend. Enkele ervan zijn "Aladdin en de wonderlamp", "Alibaba en de veertig rovers" en "De reizen van Sindbad de zeeman".

Al deze sprookjes worden ‘volkssprookjes’ genoemd omdat ze door de mondelinge overlevering echt onder het volk leefden. In de tijd van de Romantiek, toen men de oude volkskunst ging verzamelen (zoals door de Grimms), gingen de toenmalige schrijvers zelf nieuwe sprookjes bedenken, de zgn. ‘cultuursprookjes’, die meestal moeilijker zijn dan de oude volkssprookjes: vele verha­len van de Deen Hans Christian Andersen (1805-1875), de belangrijkste schrijver van cultuursprookjes, zijn voor kinderen onbegrijpelijk. Tot zijn beste verhalen behoren "Het lelijke jonge eendje", "De kleine zeemeermin", "Het meisje met de zwavelstokjes" en "De nieuwe kleren van de keizer". In Nederland werden sprookjes geschreven door o.a. Godfried Bomans (Sprookjes, 1946).