Gepubliceerd op 30-07-2017

Unie van Socialistische Sovjet Republieken (USSR)

betekenis & definitie

De staat die in 1922 door het bolsjevistische Rusland werd gesticht, en op 21 december 1991 werd opgeheven.

In de oktoberrevolutie van 1917 grepen de bolsjevieken in Rusland de macht. Na de Russische burgeroorlog (1918-21) werd in 1922 de Unie van Socialistische Sovjet Republieken opgericht. De Oekraïne, Wit Rusland en Trans Kaukasië sloten zich toen als zelfstandige republieken bij de Russische Socialistische Federatieve Sovjet-Republiek (RSFSR) ofwel Rusland aan. Later volgden nog een aantal republieken uit Centraal Azië. Estland, Letland, Litouwen en Moldavië hoorden sinds de Tweede Wereldoorlog bij de Unie. De USSR die meestal Sovjetunie (SU) werd genoemd, omvatte toen vijftien republieken. Verreweg de belangrijkste republiek was Rusland. Vanuit Moskou werd de USSR geregeerd.

Na de dood van de eerste leider van de USSR Lenin (1924) won Jozef Stalin de strijd om de macht van Lev Trotski. Stalin drukte zo'n sterk stempel op de USSR, dat er van stalinisme werd gesproken. De gedwongen collectivisatie van de landbouw, een versnelde industrialisatie, de invoering van een planeconomie met de daarbij behorende vijfjarenplannen en een niets ontziende terreur maakten van de USSR een dictatoriaal geregeerde staat. Door middel van een systeem van strafkampen (Goelag Archipel) werd de discipline onder de bevolking gehandhaafd. In de USSR werd de dienst uitgemaakt door de Communistische Partij. In de loop van de jaren dertig werden de ergste schokken van de economische omwenteling verwerkt. Op het terrein van het onderwijs en de gezondheidszorg werd grote vooruitgang geboekt. De levensstandaard ging enigszins omhoog, maar bleef nog laag.

Op buitenlands politiek gebied was de communistische USSR een geïsoleerde staat. Op 23 augustus 1939 werd met het nationaal-socialistische Duitsland een verdrag gesloten, het Molotov-von Ribbentrop-pact. Desondanks vielen op 22 juni 1941 Duitse legers de USSR binnen, waarmee de Sovjets bondgenoten werden van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. De geallieerden slaagden er gezamenlijk in Duitsland te verslaan. De USSR moest daarbij een enorme krachtsinspanning leveren; naar schatting verloren meer dan vijfentwintig miljoen mensen het leven, terwijl de economische schade niet te overzien was.

Na de Tweede Wereldoorlog bleken de USSR en de Verenigde Staten militair de twee machtigste mogendheden van de wereld te zijn. Door de ideologische tegenstelling tussen beide supermachten viel het bondgenootschap uit de Tweede Wereldoorlog snel uit elkaar. De USSR wilde koste wat kost een herhaling van de Tweede Wereldoorlog voorkomen en stelde zich daarom agressief op. Omringd door een gordel van satellietstaten, in 1955 hechter aaneengesmeed in het Warschaupact, vocht het de Koude Oorlog met het Westen uit. Satellietstaten die een eigen weg wilden gaan, werden hardhandig tot de orde geroepen, zoals Hongarije in 1956 (Hongaarse opstand) en Tsjechoslowakije in 1968 (Praagse Lente) aan den lijve ondervonden.

Door de wapenwedloop op het gebied van kernwapens was het risico van een vernietigende derde wereldoorlog zeer reëel. Een van de gevaarlijkste momenten uit de Koude Oorlog was de Cuba-crisis (1962), toen een fatale confrontatie tussen de USSR en de VS dichtbij was. Daarna kwam met horten en stoten een zekere ontspanning op gang.

In de Sovjetunie zelf was na de dood van Stalin in 1953 met de destalinisatie sprake van een zekere `dooi'. De onderdrukking nam enigszins af, terwijl de welvaart begon toe te nemen. Desondanks bleven het gebrek aan consumptiegoederen en de slechte voedselvoorziening voor de Sovjetautoriteiten onoplosbare problemen. Onder partijleider Brezjnev (1964-82) ging het weliswaar materieel beter, maar gebrek aan politieke vernieuwing en toenemende corruptie maakten de USSR kwetsbaar. Dat bleek toen partijleider Michail Gorbatsjov (1985-91) met zijn politiek van glasnost en perestrojka (openheid en herstructurering) begon. De USSR bleek niet meer in staat ingrijpende hervormingen te verwerken. Het wereldrijk begon uit elkaar te vallen. Estland, Letland en Litouwen maakten in de zomer van 1991 gebruik van een machtsvacuüm na een mislukte staatsgreep tegen Sovjetleider Michail Gorbatsjov om zich zelfstandig te verklaren. Andere republieken volgden.

Met de vorming van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten op 21 december 1991 kwam een eind aan de USSR.