Gepubliceerd op 13-06-2017

Turkije

betekenis & definitie

Republiek in (Klein-)Azië; officieel ontstaan op 29 oktober 1923.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog koos het Osmaanse rijk de kant van de Centralen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. De Turken werden door de geallieerden verpletterend verslagen en waren gedwongen in 1920 de vernederende Vrede van Sèvres te sluiten.

Generaal Moestafa Kemal wenste zich niet bij de vrede neer te leggen. In 1919 had hij ontslag uit het leger genomen; hij probeerde van het vervallen Turkse rijk te redden wat er te redden viel. In 1920 richtte hij een voorlopige regering op. In een oorlog tegen Griekenland (1920-22) wist Moestafa Kemal een groot deel van de bij de Vrede van Sèvres verloren gegane gebieden te heroveren. Daardoor viel de Vrede van Lausanne (1923) voor Turkije aanzienlijk gunstiger uit. Desondanks werd Turkije beperkt tot Klein-Azië en het in Europa gelegen Istanbul met omgeving. Op 1 november 1922 proclameerde Moestafa Kemal het einde van het sultanaat. Op 29 oktober 1923 werd officieel de republiek Turkije uitgeroepen; Moestafa Kemal werd president.

Kemal hervormde het land ingrijpend. Turkije werd een seculiere (wereldlijke) op West-Europa georiënteerde staat. Het sultanaat werd afgeschaft. Het Arabische schrift werd vervangen door het Latijnse alfabet, terwijl de emancipatie van de vrouw werd gestimuleerd door een verbod op het dragen van een sluier. In 1934 kreeg hij de erenaam Atatürk (`Vader der Turken').

Na de dood van Moestafa Kemal in 1938 bleef zijn Republikeinse Volkspartij zonder concurrentie aan de macht. De eerste vrije verkiezingen, gehouden op 14 mei 1950, werden een grote overwinning voor de Democratische Partij, die 408 van de 487 zetels behaalde. Bij de minder vrije verkiezingen van 1946 had de Volkspartij nog 402 van de 465 zetels gewonnen. De stichter van de Democratische Partij Adnan Menderes werd premier.



Na de Tweede Wereldoorlog koos Turkije de zijde van het Westen. In het kader van de Truman-doctrine kwam Turkije onder bescherming van de Verenigde Staten. In 1951 werd Turkije lid van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). In 1955 sloot het land met Irak het Pact van Bagdad, dat in 1959 werd omgezet in de Centrale Verdragsorganisatie (CENVO).

Economische problemen en kritiek op de regering-Menderes leidden in 1960 tot een staatsgreep. In 1961 werd het burgerlijk bestuur hersteld, maar van 1971-73 regeerden opnieuw militairen. In Turkije bleef het onrustig. Tussen de conservatieve Gerechtigheidspartij en de progressieve Volkspartij die het politieke toneel domineerden, bestonden scherpe tegenstellingen. Ook waren er spanningen tussen groepen die de verwestersing van het land afkeurden en andere die het land juist nog meer bij het Westen wilden aansluiten. Daarnaast waren er regelmatig problemen met Armeniërs en Koerden. Ten slotte ontstonden er ernstige spanningen door een Turkse invasie in Cyprus in 1974, die tot een felle confrontatie met NAVO-bondgenoot Griekenland leidde.

Op 12 september 1980 kwam opnieuw een militaire regering aan de macht die met harde hand regeerde. Politieke partijen werden verboden; tienduizenden politieke tegenstanders werden opgepakt en gemarteld; een strenge censuur maakte critici monddood. Vanaf 1983 werden de teugels enigszins gevierd; er mochten onder andere weer politieke partijen worden opgericht. In 1987 werd de staat van beleg opgeheven, terwijl in 1988 een einde kwam aan de noodtoestand. Armeense en Koerdische minderheden werden echter nog steeds slecht behandeld.

De internationale positie van Turkije werd aanzienlijk gunstiger door de tweede Golf-oorlog (1991). De geallieerde troepenmacht maakte van Turkse vliegvelden gebruik om boven Irak vluchten uit te voeren. Ook bij het beschermen van de Koerden in het noorden van Irak na de oorlog speelden Turkse bases een belangrijke rol.

Turkije drong in de jaren negentig aan op toelating tot de Europese Unie. Onderhandelingen daarover werden echter ernstig bemoeilijkt door aanhoudende berichten over binnenlandse onderdrukking en een keiharde aanpak van Koerdische strijders in Noord-Irak. Turkije stelde daar tegenover dat het land veel moeite deed de democratie goed te laten functioneren, maar dat er nog veel tegenstand moest worden overwonnen.

Op 14 juni 1993 werd Tansu Ciller premier van Turkije; zij was daarmee de eerste vrouw in Turkije die dit ambt bekleedde. Hoewel ook onder haar regering Koerden werden bestreden en gevangenen gefolterd, stemde de Europese Unie in met een douane-unie ingaande 1 januari 1996. Hierdoor kregen Turkse producten veel beter toegang tot de markten van de EU-landen.