Onafhankelijkheidsstrijders op Sri Lanka en in India. Hun officiële naam is
Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE, de Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam).
De Tamil-Tijgers vertegenwoordigen op Sri Lanka een etnische minderheid (de Tamils), die vooral in de noordelijke en oostelijke kuststrook woont. Omdat de Tamils door de Singalezen werden gediscrimineerd, kwamen ze in opstand en probeerden ze een eigen staat te vestigen. Sinds juli 1983 woedt daardoor een burgeroorlog op het eiland. In 1987 mengde India zich in het conflict door een troepenmacht naar Sri Lanka te sturen. De Indiase interventie was een gevolg van de grote stroom vluchtelingen naar de zuidelijke Indiase deelstaat Tamil Nadu (Madras). Het Indiase leger slaagde er niet in aan de burgeroorlog een einde te maken en trok zich geleidelijk terug. De laatste Indiase troepen verlieten op 24 maart 1990 het eiland. Daarna raakten de Tamil-Tijgers en het regeringsleger in het noorden en oosten opnieuw in zware gevechten verwikkeld. Tijdens de 1-meiviering van 1993 kwam de Srilankaanse president Premadasa door een bomaanslag van de Tamil-Tijgers om het leven. In maart 1994 verbeterde de situatie op Sri Lanka enigszins. Er werden in de noordoostelijke provincies verkiezingen gehouden; de eerste sinds de afkondiging van de noodtoestand in 1983. In januari 1995 maakte een bestand tussen de regering en de Tamil-Tijgers een voorlopig einde aan de strijd, waarin naar schatting 34 000 militairen en burgers zijn omgekomen. In april van dat jaar verbraken de Tamils echter het bestand en raakten opnieuw met het regeringsleger slaags. In het najaar van 1995 begon het regeringsleger een succesvol offensief tegen de Tamil-Tijgers; begin december werd hun hoofdstad Jaffna veroverd. De guerrilla ging echter door.
In de Indiase deelstaat Tamil Nadu (Madras) vormen de Tamil-Tijgers een door de regering verboden guerrillagroepering. Ze worden ervan verdacht in 1991 premier Rajiv Gandhi te hebben vermoord, uit wraak voor het sturen van Indiase troepen naar Sri Lanka.
