Gepubliceerd op 13-06-2017

Aswan-dam

betekenis & definitie

Stuwdam in de Nijl, waarvan problemen rond de financiering in 1956 de aanleiding vormden voor de Suez-crisis.

Tussen 1898 en 1902 was bij Aswan, de hoofdstad van de gelijknamige Egyptische provincie, een kleine stuwdam in de rivier de Nijl gebouwd om permanente irrigatie van landbouwgronden mogelijk te maken. In de jaren vijftig werden plannen gemaakt om enkele kilometers zuidelijker een veel grotere dam te bouwen, die ook grote hoeveelheden elektriciteit kon opwekken. Ontevreden over het bewind van de Egyptische regering van Gamal Abd al-Nasser, trokken Groot-Brittannië en de Verenigde Staten in juli 1956 hun aanbod om de bouw van de dam te financieren in. Als reactie hierop besloot Nasser op 26 juli de Brits-Franse Suezkanaalmaatschappij te nationaliseren, waarvan de aandelen voor tachtig procent in handen van Franse en Britse financiers waren. Nasser wilde met de opbrengsten van het Suezkanaal de bouw van de Aswan-dam financieren. Deze nationalisatie leidde tot de Suez-crisis, die politiek gezien op een catastrofe uitliep voor Groot-Brittannië en Frankrijk en in mindere mate voor Israël. Nasser kreeg na de Suez-crisis financiële steun van de Sovjetunie.

Het enorme stuwmeer (Nassermeer) dat door de dam ontstond, maakte de verhuizing van bijna honderdduizend mensen noodzakelijk. Verder werden de beroemde tempelcomplexen van Aboe Simbel en Philae afgebroken en in hoger gelegen gebieden weer opgebouwd. De 3,6 kilometer lange en 111 meter hoge Aswan-dam werd in 1971 in gebruik genomen. De bouwkosten bedroegen één miljard dollar. De dam maakte een einde aan de jaarlijkse overstromingen van de Nijl en levert een belangrijke bijdrage aan de Egyptische elektriciteitsvoorziening. Aan de dam zijn ook grote nadelen verbonden. Het vruchtbare slib blijft in het Nassermeer achter, waardoor stroomafwaarts de landbouwgronden verarmen en de Nijldelta afkalft. Verder is het stilstaande Nassermeer een kweekvijver voor ziekten.