Gepubliceerd op 13-06-2017

Israël

betekenis & definitie

Staat in het Midden-Oosten die op 14 mei 1948 werd uitgeroepen.

Aan het eind van de negentiende eeuw gingen de zionisten naar een eigen staat voor joden streven. De eerste aliyah (emigratiegolf van joodse kolonisten) vond plaats tussen 1882-1903. Twintig- à dertigduizend joden trokken toen naar Palestina. De Balfour-verklaring van 2 november 1917, waarin over de mogelijkheid van een Joods Nationaal Tehuis in Palestina werd gesproken, betekende een belangrijke stap in de richting van een eigen joodse staat. De immigrantenstroom naar Palestina nam in de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw extra sterk toe door de vervolging van de joden in Europa. De spanningen in Palestina groeiden, omdat de Palestijnse bewoners hun positie bedreigd zagen worden door de toenemende stroom immigranten, terwijl de Britten die Palestina na de Eerste Wereldoorlog als mandaatgebied bestuurden, geen ongebreidelde joodse immigratie konden dulden.

In 1947 stelden de Verenigde Naties een verdeling van Palestina voor in een joodse en een Arabische staat. De Arabieren wezen dit voorstel af. Op 14 mei 1948 riep David Ben Goerion de staat Israël uit. De Arabische (buur)landen Egypte, Transjordanië, Libanon, Syrië, Saudi-Arabië en Irak probeerden tevergeefs de staat Israël militair te vernietigen. De Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog (1948-49) was de eerste van vier Israëlisch-Arabische oorlogen, die tussen 1948-73 werden uitgevochten.

Vóór en tijdens de oorlog van 1948-49 waren duizenden Palestijnen het land ontvlucht; gewelddadige acties van bewegingen als de Irgoen Zwai Le'oemi hadden hier aanzienlijk toe bijgedragen. Daardoor ontstond het probleem van de Palestijnen: in hoeverre was er ruimte voor een eigen Palestijnse staat in het gebied van het voormalige Palestina? Doordat de Arabische landen en de Palestijnen de staat Israël niet accepteerden, heerste er tientallen jaren een toestand van oorlog en terreur in het Midden-Oosten, resulterend in de tweede, derde en vierde Israëlisch-Arabische oorlog.



Ondanks al het geweld ontwikkelde Israël zich, met forse buitenlandse (vooral Amerikaanse) steun, tot een welvarend, westers ogend land. Daarmee was het een vreemde eend in de bijt van het Midden-Oosten. De afgunst van de minder rijke buurlanden en de Palestijnen werd er alleen maar groter door. Aan het einde van de jaren zeventig begonnen Israël en de Arabieren tot het besef te komen, dat joden en Palestijnen moesten proberen vreedzaam naast elkaar te leven. In maart 1979 werd de eerste vrede tussen Israël en een (buur)land in het Midden-Oosten gesloten, namelijk een vrede met Egypte. Op 26 oktober 1994 volgde een tweede vrede, ditmaal tussen Israël en Jordanië. Ondertussen waren er onder meer door bemiddeling van Noorwegen besprekingen op gang gekomen tussen Israël en de Palestine Liberation Organization (PLO, Palestijnse Bevrijdingsorganisatie). Dergelijke besprekingen waren lange tijd ondenkbaar, omdat het hoofddoel van de PLO de vernietiging van de staat Israël was. Na geheime onderhandelingen sloten op 13 september 1993 de Israëlische premier Yitzhak Rabin en PLO-leider Yasser Arafat in Washington een akkoord, waarbij de Palestijnen autonomie kregen in de Gaza-strook en een klein gebied in en rond de stad Jericho op de westelijke Jordaan-oever. Besprekingen over uitbreiding van de Palestijnse autonomie werden bemoeilijkt door een golf van terreuraanslagen, zowel van Palestijnen als van Israëlische kolonisten op de westelijke Jordaan-oever die zich in hun bestaan bedreigd voelden. Desondanks werd op 28 september 1995 in Washington een nieuw akkoord ondertekend. Het Palestijns zelfbestuur op de westelijke Jordaan-oever werd aanzienlijk uitgebreid. In de zeven steden kreeg het Palestijns bestuur de touwtjes in handen, terwijl in de 420 Palestijnse dorpen de Palestijnen het burgergezag gingen uitoefenen, maar Israël verantwoordelijk bleef voor de veiligheid. De resterende zeventig procent, inclusief de joodse nederzettingen, bleef volledig in Israëlische handen. Ondanks de moord op premier Yitzhak Rabin op 4 november 1995 door een extreem rechtse Israëli, ging het vredesproces door.

Tot 1974 werd Israël bestuurd door regeringen van de Arbeiderspartij. Van 1974-92 speelde ook de Likoed een grote rol in de binnenlandse politiek. In 1992 kwam de Likoed buitenspel te staan.