Gepubliceerd op 13-06-2017

Arafat, Yasser (1929)

betekenis & definitie

Palestijns vrijheidsstrijder; sinds 1969 de leider van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO).

Yasser Arafat werd in Jeruzalem geboren als zoon van een koopman. Op de lagere school kwam hij in aanraking met een sterk anti-zionisme. Zijn vader en broer waren actief in het aan banden leggen van de groei van gewapende joodse terreurgroepen in Palestina. Arafat studeerde in Caïro elektrotechniek. Van 1952-56 was hij voorzitter van het Verbond van Palestijnse Studenten. Tijdens de Suez-crisis in 1956 nam hij als explosievenexpert van het Egyptische leger deel aan sabotageacties tegen de Britse en Franse troepen. Daarna werkte hij van 1957-65 als ingenieur in Koeweit.

In 1956 was Arafat betrokken bij het oprichten van al-Fatah (de overwinning), een Arabische guerrillabeweging, geïnspireerd door het optreden van Nasser in Egypte. Negen jaar later werd al-Fatah de militaire arm van de in 1964 opgerichte Palestine Liberation Organization. In 1969 smolten al-Fatah en de PLO samen tot één organisatie; Arafat werd voorzitter. Sinds die tijd stond hij volledig in dienst van de Palestijnse zaak. Als commandant van de Palestijnse Revolutionaire Strijdkrachten was Arafat verantwoordelijk voor de organisatie van een groot aantal guerrilla- en terreuracties, vooral gericht tegen Israëli's en Israëlische doelen. Hoewel Arafat gesteund werd door het Oostblok, ontwikkelde hij geen communistische sympathieën.

In de loop van de jaren zeventig sloeg Arafat een enigszins gematigder toon aan. In 1974 werd hij als woordvoerder van de Palestijnen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties toegelaten, wat hem internationaal veel prestige opleverde.

Arafat had al zijn politieke behendigheid nodig om temidden van rivaliserende groepen en linkse en rechtse stromingen binnen de PLO overeind te blijven. Na de Zwarte September van 1970 verplaatste hij zijn hoofdkwartier naar Beiroet. De aanwezigheid van duizenden Palestijnen in Libanon was een van de hoofdoorzaken van het uitbreken van de Libanese burgeroorlog in 1975. Arafat verzette zich tegen het vredesverdrag tussen Israël en Egypte in 1979. Door de Israëlische invasie in Libanon in 1982 zag Arafat zich in 1983 genoodzaakt met zijn PLO-strijders naar Libië en Tunesië uit te wijken; zijn hoofdkwartier werd nu in de stad Tunis gevestigd.

Geleidelijkaan was er sprake van enige toenadering tot Israël. De hoofddoelstelling van de PLO, de vernietiging van de staat Israël, werd naar de achtergrond geschoven. Zijn erkenning van de staat Israël en het afzweren van het terrorisme openden in 1988 de weg voor vrede tussen Palestijnen en Israëli's. Door bemiddeling van Noorse diplomaten was het op 13 september 1993 mogelijk dat Arafat en de Israëlische premier Yitzhak Rabin in Washington een akkoord over beperkt Palestijns zelfbestuur in de Gaza-strook en een klein gebied in en rond de stad Jericho op de westelijke Jordaan-oever ondertekenden. Op 1 juli 1994 bracht Arafat voor het eerst een bezoek aan gebied dat onder Palestijns zelfbestuur stond, namelijk de Gaza-strook. Uit waardering voor het akkoord van september 1993 kregen Arafat, de Israëlische premier Rabin en de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Peres in 1994 de Nobelprijs voor de vrede.

De uitoefening van het Palestijns zelfbestuur gaf de nodige problemen. Aanslagen van extremistische Palestijnse groeperingen dwongen Arafat tot hard optreden in eigen kring. Regelmatig werd de Gaza-strook door het Israëlische leger afgesloten. Desondanks gingen de onderhandelingen over uitbreiding van het Palestijns zelfbestuur door. Op 28 september 1995 werd door Arafat en Rabin in Washington een nieuw akkoord ondertekend dat een nadere uitwerking bevatte van het principe-akkoord dat in augustus 1993 in Oslo was bereikt. Het Palestijns zelfbestuur op de westelijke Jordaan-oever werd aanzienlijk uitgebreid. In de zeven steden kreeg het Palestijns bestuur de touwtjes in handen, terwijl in de 420 Palestijnse dorpen de Palestijnen het burgergezag gingen uitoefenen, maar Israël verantwoordelijk bleef voor de veiligheid. De resterende zeventig procent, inclusief de joodse nederzettingen, bleef volledig in Israëlische handen.