Uitingen en handelingen die bij een begroeting of afscheid worden gehanteerd en gebruikt en die van welgezindheid getuigen. Er worden signalen van vriendschap of afwezigheid van vijandschap mee aangegeven.
Begroetings- en afscheidsuitingen worden in een aantal structuren onderscheiden, namelijk:
a. Uitingen die met moeite worden uitgevoerd, zoals op reis gaan, verkleden, iemand anders sturen en dergelijke;
b. Uitingen die op afstand plaats vinden, zoals wuiven, hand opsteken, glimlachen, met het hoofd schudden en dergelijke;
c. Uitingen die door middel van lichamelijk contact plaats vinden. De intensiteit hiervan hangt af van de:
- innigheid van bestaande relaties;
- duur van de voorafgaande scheiding;
- samenhang van de begroeting, privé of in het openbaar;
- veranderingen, gebeurtenissen en voorvallen die tijdens de afwezigheid hebben plaatsgevonden;
- lokale, culturele en streekgebonden normen, regels en tradities;
d. Uitingen die een vorm van “verzorging” inhouden, zoals ‘aan iemand plukken’, ‘over de haren strelen’ of opmerkingen plaatsen zoals: ‘hoe gaat het met je?’, ‘heb je een fijne reis gehad?’ of ‘zal ik je jas aannemen?’, enzovoorts.