Uitingen van vermogen om bewustzijnsverschijnselen vast te leggen, te bewaren en/of te reproduceren en worden dan ook wel aangeduid met “onderbewustzijnuitingen”.
Men onderscheid een viertal geheugentypen, namelijk:
1. Het “motorisch” geheugentype:
De inprenting geschiedt via het “doen”.
2. Het “visueel” geheugentype
De inprenting geschiedt via het “zien” (= via het oog).
3. Het “auditief” geheugentype:
De inprenting geschiedt via het “luisteren” (= via het oor).
4. Het “combinerend” geheugentype:
De inprenting geschied door “beweging” en “overdenking”.
De uitingen van het geheugen worden nog eens onderscheiden in een tweetal groepen, namelijk:
1. Positieve c.q. goede geheugenuitingen:
Deze maken een selectie mogelijk en zij weten onderscheid te maken tussen wezenlijke en bijkomstige zaken; Een goed geheugen onthoudt alleen datgene wat nuttig is, want het is nu eenmaal onmogelijk alles te onthouden. Een goed geheugen dient dus veel te “vergeten.
2. Negatieve c.q. slechte geheugenuitingen:
Deze oefenen géén enkele selectie uit en zij maken géén onderscheid tussen wezenlijke en bijkomstige zaken.