Gepubliceerd op 29-06-2020

majesteitsschennis

betekenis & definitie

Aanranding of belediging van de Koning. De uit het Romeinse recht afkomstige term ‘majesteitsschennis’ komt in de Nederlandse wetgeving niet voor.

Het Wetboek van Strafrecht maakt onderscheid tussen misdrijven tegen de veiligheid van de Staat en misdrijven tegen de koninklijke waardigheid. Een aanslag op de Koning wordt, net als bijvoorbeeld een staatsgreep of landverraad, beschouwd als een misdrijf tegen de veiligheid van de Staat. De maximumstraf voor zo’n aanslag is een levenslange gevangenisstraf of een boete van Máximaal € 45.000. Ook het (mee) voorbereiden van zo’n aanslag is strafbaar (‘samenspanning’). Onder de misdrijven tegen de koninklijke waardigheid valt onder andere een aanslag op de echtgenoot/echtgenote van de Koning en een aanslag op de vermoedelijke troonopvolger en diens echtgenoot/echtgenote. Ook ‘aanranding’ en opzettelijke belediging van Koning en de genoemde leden van het Koninklijk Huis vallen onder die titel.

Hetzelfde geldt voor het verspreiden van beledigend materiaal over deze personen. De straffen op deze misdrijven variëren van Máximaal een jaar cel of een boete van Máximaal € 4.500 voor het verspreiden van beledigend materiaal tot levenslange opsluiting en een boete van € 45.000 voor een met voorbedachten rade ondernomen en geslaagde moordaanslag op de vermoedelijke troonopvolger.Dat er voor de Koning en degenen die hem het meest na staan speciale wetsartikelen bestaan, is omdat hun positie ‘zo nauw met het staatsbelang is verweven’, dat zij recht hebben op bijzondere bescherming. Het verschil met vergelijkbare artikelen voor ‘gewone’ burgers is met name de (hogere) strafmaat. Een ander verschil is dat de Koning en de genoemde leden van het Koninklijk Huis, in tegenstelling tot particulieren, zelf geen aangifte hoeven te doen van de belediging. Met het strafbaar stellen van de opzettelijke belediging van de Koning(in) en de andere genoemde leden van het Koninklijk Huis wordt de waardigheid beschermd van deze direct bij de uitoefening van het koningschap betrokken personen. Dat bij de leden van het Koninklijk Huis soms eerder belediging wordt aangenomen dan bij andere Nederlanders, heeft met die bijzondere positie te maken en met het feit dat zij zich minder makkelijk kunnen verweren. Majesteitsschennis omvat alle vormen van belediging, variërend van eenvoudige belediging tot laster.

Betrof het aanvankelijk alleen geschriften of afbeeldingen, in 1934 bepaalde de wetgever dat ook het ‘ten gehore brengen’ van beledigingen strafbaar is. Dat betrof met name uitzendingen op radio en later ook televisie, en geldt nu eveneens voor publicaties op internet. Het oordeel van de rechter over de vraag of een uiting beledigend is, blijkt sterk afhankelijk van context, tijdgeest en omstandigheden. In de standenmaatschappij van de 19e eeuw was het aanheffen van het lied ‘Ik heb mijn schoenen laten lappen, om de koning dood te trappen’ voldoende voor een veroordeling tot vier maanden cel. Het meest geruchtmakende proces wegens majesteitsschennis werd gevoerd tegen de socialist F. Domela Nieuwenhuis.

Hij werd in 1886 naar aanleiding van een artikel in het blad Recht voor Allen beschuldigd van het ‘boosaardig en openbaar smaden, honen en lasteren van de persoon des Konings’. Nieuwenhuis werd veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf. Na zeven maanden kreeg hij gratie van de Koning. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er twee perioden waarin er relatief veel aanklachten waren wegens majesteitsschennis. Dat was vlak na 1945, toen het Koninklijk Huis in zeer hoog aanzien stond en kritiek nauwelijks werd geduld. Toen eind jaren ’60 tijdens de democratiseringsgolf alle gezagsdragers onder vuur kwamen te liggen, werden er eveneens betrekkelijk veel gevallen van opzettelijke belediging aan de rechter voorgelegd.

Berucht waren het Amsterdamse studentenblad Propria Cures en de provo-uitgave Lynx. Toch leidde dit niet tot veel veroordelingen, omdat het openbaar ministerie vond dat het verstandiger was deze zaken te seponeren. Er werd meer door de vingers gezien, waarbij ook werd meegewogen dat langdurige en geruchtmakende processen averechts kunnen werken. Voor bepaalde ‘kunstuitingen’, zoals cabaret of karikaturen, hanteert de rechter ruimere marges. Kunstenaars, en bijvoorbeeld ook columnisten, mogen door te overdrijven of de werkelijkheid op een andere manier te belichten, personen en zaken aan de kaak stellen om zo discussies aan te zwengelen.

Zie ook aanslag> belediging> Domela Nieuwenhuis, Ferdinand.