kern van → attitudes en gevoelens, die men bij alle leden van een gemeenschap aantreft. Het betreft die elementen van de → persoonlijkheid welke men bij de doorsnee Japanner, Melanesiër of Nederlander enz. aantreft.
Opmerkelijk is bijvoorbeeld het → altruïsme bij een bevolkingsgroep als de Arapeches op Nieuw-Guinea. Een jager behoudt zijn buit niet voor zich zelf; hij biedt deze aan een bloedverwant van zijn moeder aan. Indien hij anders handelde, zou hij zich blootstellen aan de banvloek van de gemeenschap waartoe hij behoort. Deze karaktertrek hangt ten nauwste samen met de culturele invloeden en de levenswijze van de gemeenschap. Volgens de Amerikaanse psychosociologen, Kardiner en Linton, wordt de → persoonlijkheid gevormd tijdens de kinderjaren, in het → gezin en het →milieu waarin het kind zijn vorming ontvangt. Deze leerschool bepaalt het gedrag en maakt het mogelijk zich aan de maatschappelijke instellingen aan te passen; deze blijven de persoonlijkheidsstructuur beïnvloeden en vormen.
Vanwege de wederzijdse nauwe betrekkingen tussen het psychosociale gedrag van de mens en de maatschappelijke instellingen kan een studie van deze laatste inzicht verschaffen in het → psychosociale gedrag van de mens. Evenzo kan men, bij een juist inzicht in de individuele onderbouw, voorzien welke de aard en de → ontwikkeling is van deze instellingen.
