Lexicon van de Nederlandse Landstreken

dr. H.A. Visscher (2002)

Gepubliceerd op 24-02-2017

Wieringen

betekenis & definitie

Een voormalig eiland aan de zuidwestkant van de Waddenzee. De ondiepe ondergrond bestaat er voornamelijk uit een bij de expansie van de voormalige Zuiderzee gespaard complex glaciale ruggen. Na latere kweldervorming vanuit het Noord Hollandse vasteland kwamen de hoogten daar weer dichtbij te liggen. Door de bouw van een dam in het Amsteldiep kon Wieringen toen met dat vasteland worden verbonden, wat in de jaren 1920-1924 gebeurde. Enkele jaren later begon de bouw van de Afsluitdijk, die Wieringen met het vasteland van Friesland zou gaan verbinden. Deze reuzen dam kwam in 1932 gereed.

De glaciale hoogten van Wieringen manifesteren zich als een gordel met lage, keileemrijke
stuwwallen, die vergelijkbaar zijn met die van het nabije Texel. De gordel manifesteert zich als een systeem ruggen, die zich vooral in twee, elkaar loodrecht snijdende richtingen uitstrekken. Een vergelijkbare situatie kenmerkt Gaasterland.
Verreweg het hoogst is de tot 13 meter boven N.A.P. reikende rug met het wegdorp Westerland. Verder naar het oosten vinden we een meer paraboolvormige stuwwal. Tussen Smerp en Oosterland ligt een dalachtige laagte en bij Stroe een ovale depressie. De meest noordoostelijke hoogten tonen ons een voormalige klifkust.
Net als die van Texel zijn de keileemrijke stuwwallen van Wieringen al eeuwenlang agrarisch in gebruik, waarbij de bebouwing zich voor een deel in enkele (korte) wegdorpen concentreerde.