Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Sociaal-Democratische Arbeiders Partij

betekenis & definitie

Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (sdap), Nederlandse politieke partij, opgericht op 26.8.1894 in Zwolle. In 1878 werd al een → Sociaal-Democratische Vereniging opgericht, die zich in 1881 met enkele gelijkgezinde organisaties verenigde tot de → Sociaal-Democratische Bond in Nederland, onderdeel van het → Nationaal Arbeidssecretariaat.

Toen de Bond na 1890 steeds anarchistischer werd, scheidden de → twaalf apostelen, onder wie P.J. → Troelstra, W.H. → Vliegen en J.H.A. → Schaper zich af en stichtten de sdap. Het oorspronkelijk marxistische programma werd in 1912 herzien, nadat de interne strijd tussen revisionisten en orthodoxe marxisten in 1909 was beëindigd met het royeren op het Deventer Congres van laatstgenoemde groep (→ Sociaal-Democratische Partij). Tijdens de Eerste Wereldoorlog ontstonden spanningen in de sdap, onder andere over de houding tegenover de oorlog; deze ontlaadden zich in november 1918 in een revolutionaire agitatie onder leiding van Troelstra. Na 1918 werd het contact tussen de sdap en het socialistische → Nederlands Verbond van Vakverenigingen voortdurend hechter; van 1928-1940 bestond er zelfs een permanent organisatorisch contact. Rond 1930 scheidde zich opnieuw een deel van de linkerzijde af door de afsplitsing van de → Onafhankelijke Socialistische Partij onder leiding van P.J. Schmidt en J. de Kadt. Aan de rechterzijde traden J.E.W. Duys en anderen uit. De sdap zelf ontwikkelde zich sterk in de richting van het plansocialisme, zoals blijkt uit de presentatie van het → Plan van de Arbeid (1935) en het beginselprogram van 1937. In 1939 werden J.W. → Albarda en J. van den → Tempel de eerste socialistische ministers in een Nederlands kabinet. In 1946 stichtte de sdap, samen met enkele andere partijen, de → Partij van de Arbeid.