Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Arbeidersbeweging

betekenis & definitie

Arbeidersbeweging, het geheel van organisatievormen waardoor arbeiders hun levensvoorwaarden proberen te verbeteren. De arbeidersbeweging was een gevolg van het moderne, kapitalistische produktiestelsel. Vóór de 19e eeuw kan men in Nederland niet van een echte arbeidersbeweging spreken.

Wel kwamen sinds de Middeleeuwen loonacties voor, bijvoorbeeld onder de lakenarbeiders (→ Droogscheerderssynode) en stakingen, toen `uutganc' geheten. De → gilden waren verenigingen van meesters, terwijl de overheid erop toezag, dat de knechtsgilden zich uitsluitend beperkten tot religieuze en sociale plichten, zoals zorg voor zieken, weduwen en wezen. De economische achteruitgang in de tweede helft van de 18e eeuw brak de weerstand van de arbeiders en in de eerste helft van 19e eeuw werd die situatie niet beter. De hoge sterftecijfers, de grote werkloosheid, de slechte woningtoestanden, de lage lonen, de lange arbeidstijden, vrouwen- en kinderarbeid, gecombineerd met de patriarchale verhoudingen leidden ertoe dat de arbeiders niet in staat waren acties tot verbetering van hun toestand te voeren. Er bestond trouwens een → coalitieverbod, een verbod om organisaties op te richten. Pas toen in de tweede helft van de 19e eeuw de groeiende industrie de arbeiders klassebewust had gemaakt, waardoor het verlangen ontstond naar eigen organisaties, met een program waarop politieke en sociale actie kon worden gevoerd, ontstond een arbeidersbeweging. Het begin ligt in de jaren 1850-1860 (→ vakbeweging). Voor België: → Algemeen Belgisch Vakverbond, → Algemene Centrale der Liberale Vakbonden, → Algemeen Christelijk Vakverbond en → Algemeen Christelijk Werkersverbond.