Elektriciteit, opgewekt in installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in hybride installaties die ook met conventionele energiebronnen werken, met inbegrip van hernieuwbare elektriciteit voor accumulatiesystemen en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van dergelijke systemen (artikel 2, onderdeel c, Richtlijn 2001/77/EG).
Voor een definitie van ‘hernieuwbare energiebronnen’ zie aldaar.
De term ‘elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen’ wordt (reeds). genoemd in de artikelen 8, derde lid, en 11, derde lid, van de Elektriciteitsrichtlijn (uit 1996).: een transmissie- of distributienetbeheerder kan door de lidstaat verplicht worden om prioriteit te geven aan de inschakeling van een stroomproductie-eenheid die gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen.
De richtlijn betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt (Richtlijn 2001/77/EG). behandelt dit type elektriciteit uitgebreid.
In de Nederlandse Elektriciteitswet 1998 en de daarop gebaseerde regelgeving wordt de term elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen niet gebruikt, maar de term ‘duurzame elektriciteit’. Deze duurzame elektriciteit omvat kort gezegd elektriciteit opgewekt met behulp van kleinschalige waterkracht, wind- of zonne-energie, en het verstoken van biomassa. Dit is een beperktere lijst dan de Europese lijst van ‘hernieuwbare energiebronnen’.
Vermits de bevoegdheid inzake nieuwe energiebronnen toegewezen is aan de gewesten, zijn er verschillende definities van een hernieuwbare energiebron in België. Desalniettemin benaderen deze definities grotendeels de Europese omschrijving.
Zie ook: hernieuwbare energiebronnen.
Vergelijk: D: duurzame elektriciteit, E: hernieuwbare energiebron.