Fundamentele, rechtsstatelijke normen waaraan alle overheidshandelen moet voldoen en waaraan alle bestuursoptreden getoetst behoort te kunnen worden (A.W.M. Bijloos, Th.J.M.
Lindner, De Algemene wet bestuursrecht: eerste tranche (2e druk)., Zwolle: W.E.J. Tjeenk Willink, 1992, p. 49).De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn inmiddels vastgelegd in verschillende proceswetten of in rechtspraak:
a. verbod van détournement de pouvoir (artikel 3:3 Algemene wet bestuursrecht: Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend).;
b. Algemene wet bestuursrecht: Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit).;
c. rechtszekerheidsbeginsel, dat wil zeggen dat de burger zijn rechtspositie moet kunnen definiëren;
d. vertrouwensbeginsel, dat wil zeggen dat de burger staat moet kunnen maken op het bestuursorgaan;
e. gelijkheidsbeginsel (volgt uit internationale verdragen, zoals mensenrechtenverdragen en Europese verdragen, de Grondwet (artikel 1). en de Algemene wet gelijke behandeling).;
f. evenredigheidsbeginsel (onder ander artikel 3:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht: De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen).;
g. zorgvuldigheidsbeginsel (artikelen 3:2 en 3:4, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht: Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en af te wegen belangen. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit).;
h. motiveringsbeginsel (artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht: Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering).
