overal waar door verwonding of beschadiging, ten gevolge van ontsteking aan en in het lichaam weefsel vernietigd is, probeert de natuur de schade weer te herstellen. Slechts in enkele gevallen is zij in staat gelijkwaardig weefsel te maken en de oorspronkelijke toestand geheel te herstellen.
Meestal moet zij genoegen nemen met bindweefselcellen, die granulatie weefsel vormen. Daaruit ontwikkelt zich later het l. In het begin zijn er veel vaten in aanwezig, waardoor het l. rood ziet; wanneer deze vaten verdwijnen wordt het wit. Vertoont daarna sterke neiging tot schrompelen. Helen met litteken heeft daarom vaak verschrompelen tot gevolg. Nauwe buizen worden nog nauwer en soms geheel afgesloten (strictuur), b.v. bij urinebuis, slokdarm, darm.
L. tussen de lagen van borstvlies en buikvlies leiden tot strengvorming en vergroeiing. Littekenweefsel is functioneel minderwaardig en kan de functie van het verloren gegane weefsel niet geheel vervangen. L. in het hoornvlies leiden tot gezichtsstoornissen of blindheid. Operatielittekens aan de buik leiden ten gevolge van uitzetting tot littekenbreuk, in het zenuwstelsel tot onderbreking van de prikkelgeleiding.