Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Basedow, ziekte van

betekenis & definitie

een sterk verhoogde vorm van schildklierwerking, die gepaard gaat met een aantal kenmerken. Vergroting van de schildklier, uitpuilende ogen, versnelde pols (Merseburger drietal, naar de woonplaats van de arts Basedow).

Bevende handen, vermoeidheid, prikkelbaarheid, onrust, wisselende stemmingen, spierzwakte, slapeloosheid, vermageren ondanks goede eetlust en voldoende opname van voedsel. Neiging tot zweten, speciaal aan handen en voeten, die meestal koud zijn. Dieet: zoutarm, geen specerijen en prikkelende stoffen, vegetarische voeding. Geen dierlijk eiwit en vet, rauwkost, fruit. Dagelijks gehele lichaam wassen met azijnwater, baden met dennennaalden en heermoes, korte omslag, op blote voeten lopen, hemden met. hooibloemen, ’s nachts leemkompressen op de schildklier, omslagen om het onderbeen, natte sokken, koude kompressen op het hart. Theebehandeling: jeneverbessen, duizendblad, smalle weegbree, heermoes, engelwortel, pepermunt, melisse, blaaswier. Homeopathie: Thyreoidinum Dl 2 D4, Jodium D6, Bromum D4-6; Lycopus virginicus ø D2, Cactus D2-6, Chininum arsenicosum D4, Arsenum jodatum D12-6. Biochemie: Kalium phosphoricum Dl2, Calcium phosphoricum D6, Natrium muriaticum D6, Ferrum, phosphoricum D6, Silicea Dl2, Magnesium phosphoricum D6.

< >