Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Vĭtĭōsus

betekenis & definitie

1. eig., vol fouten, - gebreken, gebrekkig, niet deugend, nux, Pl.; fig., vitiosas partes rei publicae exsecare, sanare, Cic.

2. overdr., gebrekkig, verkeerd, suffragium, lex, Cic., vitiosissimus orator, Cic. | in ‘t bijz., foutief, gebrekkig = tegen de auspiciën geschied, - gemaakt, - gekozen, in dira et vitiosa incurrimus, Cic., consul, dictator, Cic., Liv.; zondig, ontaard, misdadig, non sunt vitiosiores quam plerique, qui etc., Cic., vitiosa et flagitiosa vita, Cic.

< >