1. eig., sterk bewegen, schudden, schokken, heen en weer stoten, in turba vexatus, Suet., rates, Verg., (rector) per confragosa vexabitur, Cic.
2. overdr., mishandelen, plagen, kwellen, beschadigen, agros, Caes., fana, Cic., hostes, Cic., vexari difficultate viae, Liv., comae vexatae, gekruld, gefriseerd, Ov.