Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 20-02-2022

Phĭlippus

betekenis & definitie

1. i, m. naam van enige Macedonische koningen, van wie het meest bekend is: de zoon van Amyntas, de beroemde vader van Alexander de Grote; meton., een door koning Philippus geslagen gouden munt. | daarv. Phĭlippēus en Phĭlippĭcus, Philippeïsch, Philippisch.

2. i, m. Rom. bijnaam in de gens Marcia.

< >