Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ātrĭum

betekenis & definitie

ĭi, n. (bij dichters ook plur.) het atrium; in het Romeinse huis de voorste en tevens grootste overdekte zaal, de voorhof, waarin zich de beelden der voorouders (imagines) bevonden, en die als verzamelplaats der familie en als spreekkamer dienst deed; meton. = huis, paleis. | als openbaar gebouw, atria auctionaria, venduhallen. | in of bij tempels, b.v. atrium Libertatis (op het forum), waar het archief der censoren was, criminele onderzoekingen plaats hadden, lotingen gehouden en wetten aangeslagen werden. | atrium Vestae of regium, een deel der regia Numae, het verblijf der priesteressen van Vesta.