i, n.
1. het onderwerp van een geschrift, stof, inhond; praegn., eigenlijke, ware inhoud, overdr., gehalte, waarheid, non sine argumento maledicere, niet zonder schijn van waarheid, Cic. | onderwerp, stof van een episch of dramatisch gedicht; praegn., gedicht, stuk, hoc argumento, in deze fabel, Phaedr., en fig., comedie, nocturnum, Liv. | onderwerp van de beeldende kunsten, ex ebore diligentissime perfecta argumenta (basreliefs), Cic.
2. bewijs (op feiten gegrond).