De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Wilhelm

betekenis & definitie

I (1797-1888), keizer van Duitsland en koning van Pruisen. Zoon van Friedr.

Wilhelm III van Pruisen. In Maart 1848 voorstander van gewelddadige onderdrukking van de Berlijnse onlusten, deswege de „Kartatschen-Prinz” genoemd. 1858—’61 regent voor zijn geesteszieke broer Friedr. Wilh. IV. 1861 tot koning gekroond. Geraakte 1862 in scherp conflict met het Huis van Afgevaardigden over het begrotingsrecht in zake militaire uitgaven. Benoemde toen Bismarck tot eerste minister, die aan de strijd met het parlement een voor de koninklijke macht gunstige oplossing wist te geven.

In 1871 in de Spiegelzaal te Versailles tot keizer van Duitsl. uitgeroepen. Liet het eigenlijke regeren geheel aan Bismarck over.II (1859-1941), keizer van Duitsland en koning van Pruisen 1888—1918. Oudste zoon van keizer Friedrich III. Ontsloeg 1890 Bismarck, omdat hij „zijn eigen kanselier” wilde zijn. Volgde in binnenen buitenlandse politiek een „Neue Kurs”, die echter zeer onvast bleek te zijn. Zegde het „herverzekeringsverdrag” met Rusl. op, waardoor het tot stand komen van de Russ.—Franse alliantie ten zeerste bevorderd werd. Eerst voorstander van een krachtige sociale politiek, kwam hij na enige jaren daarop terug.

Gaf de Z.-Afrik. Boeren hoop op event. bijstand door het z.g. „Krugertelegramm” (3 Jan. 1896); hield zich echter bij het uitbreken van de Tweede Z.-Afrik. Vrijheidsoorlog (1899—1902) afzijdig. IJverde voor een sterke Duitse vloot, waardoor de verhouding tot Engeland steeds slechter werd. Zijn persoonlijke politiek en die van zijn zwakke kanselier von Bethmann Hollweg deed Duitslands positie steeds moeilijker worden en sleepte het ten slotte in de rampzalige Wereldoorlog I. Werd Nov. 1918 tot aftreden gedwongen en leefde sindsdien teruggetrokken te Doorn in Nederl. dat tot tweemaal toe zijn uitlevering aan de Entente weigerde.