(1), het geheel van cellen, waaruit de organen zijn opgebouwd. Men onderscheidt huid-, spier-, klier-, zenuw-, been-, e.a. weefsels;
(2) plantk. W.-s ; verder vormende en volwassen II. s. Deze laatste weer in enkelvoudig W. (bestaande uit één soort cellen, v.b. parenchym of grondweefsel) en samengesteld W. (bestaande uit cellen van meer dan één type b.v. opperhuid, vaatbundels).