(1701-1713/14). Gevoerd om het bezit van de Spaanse erflanden na de dood van koning Karel II.
Lodewijk XIV van Frankrijk maakte daarop aanspraak voor zijn kleinzoon Philips van Anjou, terwijl keizer Leopold I van Oostenrijk ze opeiste voor zijn zoon Karel. Het Duitse Rijk, Engel, en de Nederl. Republiek steunden de Keizer; Beieren en Keulen Lodewijk XIV. De oorlog verliep voor Fr. ongelukkig : Marlborough en Prins Eugenius van Savoye brachten de Franse legers nederlaag op nederlaag toe: o.a. Hochstadt (Blenheim) 1704, Ramillies (1706), Oudenaarde (1708), Malplaquet (1709). Nadat Karel evenwel de Oostenrijkse troon had bestegen (1711), nam de geneigdheid bij zijn bondgenoten af, hem nu ook nog de gehele Spaanse erfenis te bezorgen.
Zo kon ten slotte Fr. bij de vredes van Utrecht 1713 (met de Zeemogendheden), Rastatt 1714 (met Oostenrijk) en Bazel 1715 (met het Duitse Rijk) verkrijgen, dat Philips als Philips V erkend werd als koning van Spanje. De Keizer verkreeg de Spaanse Nederlanden, Milaan, Napels en Sardinië.