rustperiode, waarbij indrukken van buiten worden afgesloten en het organisme zich actief herstelt. Bloemen en bladeren nemen vaak 's nachts een bepaalde slaaphouding aan (assimilatie en voortplanting zijn dan geremd).
Bij lagere dieren slaapverschijnselen zeldzaam. Behoefte bij hoger ontwikkelde dieren groter naarmate ontwikkeling groter is. Slaaphouding zeer verschillend: sommige vissen „staan” in het water, andere steunen ergens tegen of liggen op de grond. Vogels steken de kop tussen de veren; vele zoogdieren rollen zich op. De mens slaapt ca een derde deel van zijn leven. Vermoedelijk heeft tijdens de slaap een opruiming van bij de stofwisseling ontstane giften plaats. (Deze zijn verantwoordelijk voor het vermoeidheidsgevoel).
Bij de mens treedt de diepste slaap op vóór middernacht, dieren zijn zeer afhankelijk van het licht. Het is nog niet uitgemaakt of winterslaap* te vergelijken is met gewone slaap.