(Lat. silvanus, bosbewoner), een vooraanstaand lid van de chr. gemeente in Jeruzalem, metgezel van Paulus op diens 2e zendingsreis als opvolger van Barnabas (vgl. Hand. 15 : 22—18 : 5).
Medewerker van Paulus te Corinthe (II Cor. 1 : 19), van Petrus te Rome (I Petr. 5 : 12).