(van Lat. senior, de oudere; afgek. sieur, sire), in Frankrijk tot 1789 de bezitter van een Kroon-leen of seigneurie met alle daaraan verbonden rechten. Nadien nog slechts titel o.a. voor vorsten en bisschoppen.
Le Grand S., de Turkse sultan. In kerktaal notre S. = Christus. Een grand S. : iemand die op grote voet leeft.