Wat is de betekenis van Seigneur?

2024-04-27
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Seigneur

[Fr., van Lat senior = oudere, vergrotende trap van senex = oud] adellijk of aanzienlijk heer (zie ook grand -).

2024-04-27
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Seigneur

adellijke heer

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Seigneur

(Fr.), m. (-s), aanzienlijk, adellijk heer; grand seigneur, grote mijnheer; iem. die het optreden en de manieren van een groot heer heeft.

2024-04-27
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Seigneur

(van Lat. senior, de oudere; afgek. sieur, sire), in Frankrijk tot 1789 de bezitter van een Kroon-leen of seigneurie met alle daaraan verbonden rechten. Nadien nog slechts titel o.a. voor vorsten en bisschoppen. Le Grand S., de Turkse sultan. In kerktaal notre S. = Christus. Een grand S. : iemand die op grote voet leeft.

2024-04-27
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

seigneur

(Fr.) m. heer.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

seigneur

m. seigneurs (Fr. adellijk heer): grand seigneur, grote hans; zegsw. den grand seigneur spelen, de gebraden haan uithangen.

2024-04-27
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

seigneur

(Fr.), m. heer. seismograaf, m. instrument voor het meten van aardbevingen.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

seigneur

(se'njeur) m. (-s) [Fr. < Lat. senior, oudere] heer. → grand-seigneur.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Seigneur

[Fr.Lat. senior, de oudere], m. (-s), 1. (in het algemeen) aanzienlijk persoon; grand seigneur, grote meneer; 2. (hist. ; Frankrijk) de leenheer van een heerlijkheid.