(ca 570-497 v.C.), Gr. wijsgeer. Stichtte in Krotoon (Z.-Italië) een religieuze broederschap, waarin aan de muziek en vooral aan de wiskunde grote waarde werd gehecht.
Zo kwam men tot getallenmystiek („de dingen zijn getallen”), toegepast in geluidsleer en astronomie (harmonie der sferen). Verder leerde hij het monotheïsme en de zielsverhuizing. Op de latere Gr. filosofie heeft hij grote invloed gehad. P. zou ontdekt hebben dat de som der hoeken van een driehoek 180° is, construeerde de regelmatige vijfhoek met passer en lineaal (de vijfhoek of pentagram was het herkenningsteken van de bond). Zijn naam is onlosmakelijk verbonden met de stelling: de oppervlakte van het vierkant op de schuine zijde van een rechthoekige driehoek is gelijk aan de som van de oppervlakten der vierkanten op de rechthoekszijden. Vast staat evenwel dat deze stelling reeds ca 2000 v.C. aan de Babylonische wiskundigen bekend was.