De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Muziek

betekenis & definitie

eig. de „kunst der Muzen*" en daarom bij de oude Gr. alle kunsten die geest en gemoed vormden, is meer in ’t bijz. (vooral sedert het Christendom) de toonkunst, deels scheppende, deels uitvoerende kunst: absolute M., zonder enige betrekking tot bep. voorstellingen, en programma-M., die op bep. gebeurtenissen of voorstellingen betrekking heeft. Voorts vocale (door menselijke stem verwekte) en instrumentale (op instr. weergegeven) M.

De M.-leer omvat rhythme, melodie en harmonie, verder contrapunt en vormleer. Naar plaats van uitvoering onderscheidt men nog kerkelijke en wereldlijke M., de laatste weer in concert-, toneel- en kamerlid. M is overal op aarde verbreid, ook bij minst beschaafde volken en werd al sinds oudste tijden beoefend ; Ze is daarom te zien als „oerkunst”. Bij de Gr. was zij integrerend deel van godsdienstoefeningen en in later stadium ook van toneelopvoeringen.