(Gr. patriarches), (1) aartsvader, naam van de stamvaders der Israëlieten van Adam tot de zonen van Jacob; (2) sinds de 4e~5e eeuw titel van de bisschoppen der grote metropolieën (Alexandrië, Antiochië enz.), later patriarchaten genoemd. Men onderscheidt thans titulaire en niet-titulaire patriarchen.
Alle P.-en van de Westerse Kerk behoren tot de eerstgenoemde rubriek en bezitten dus alleen een voorrecht van eer. In het Oosten daarentegen dragen verschillende P.-en, ook in de niet met Rome geünieerde kerk, een uitgebreide rechtsmacht.
