De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Orgel

betekenis & definitie

(Gr.: organon), grootste muziekinstrument, vooral voor kerkmuziek, tegenw. ook bij concerten enz. (concert- en zelfs bioscoop-O.) gebruikt; bestaat uit Maaswerk, groot aantal orgelpijpen die de div. tonen voortbrengen, en mechaniek, nl. toetsen, pedalen enz., verbonden aan kleppen die de div. pijpen afsluiten. De pijpen zijn in groepen [registers) verdeeld, elke groep van bepaald timbre.

Het toonbereik van het O. is soms 8 octaven, waarvoor dan pijpen nodig van 32 voet lengte. Tot de grootste O.-s ter wereld behoort dat in Dom te Passau (208 registers, 17.000 pijpen).

< >