(1), groothertogdom, begrensd door België, Duitsland en Frankrijk, 2586 km2, 300.000 inv.., grotendeels R.K. Het onvruchtbare deel vormt de overgang tussen de Ardennen en de Eifel, het vruchtbare deel behoort tot het Lotharingse plateau.
Belangrijke rivieren: de grensrivieren Moezel, Sauer en Our.De bevolking spreekt een Duits dialect. 32 % is werkzaam in de landbouw. Ook runder- en varkensteelt. In het Z. ijzerwinning en ijzer- en staalindustrie. De wetgevende macht bestaat uit een Kamer van Afgevaardigden van 51 leden, door het volk gekozen voor 6 jaren. De groothertog vormt de regering, bestaande uit een president en drie ministers, en benoemt een staatsraad van 15 leden, met adviserende stem. Na W.O. II is L. met België en Nederland verbonden in een economische unie, de Benelux;
(2) hoofdstad van (1) aan de Alzette. 65.000 inw., ligt gedeeltelijk in het rivierdal, gedeeltelijk op de hoge oevers, die door viaducten zijn verbonden. Staal-, leer-, aardewerken textielindustrie. Kathedraal (1618) en paleis van de groothertogin (eind 16e eeuw);
(3) Belg. prov., grenzende aan het gelijknamige Groot-hertogdom. 4418 km2,
213.500 inw. Omvat het hoogste gedeelte van de Belgische Ardennen. Golvend plateau met diepe en steile rivierdalen. Belangrijke rivieren: Ourthe, Semois. Veel bos en heide. De Waalse bevolking leeft hoofdzakelijk van veeteelt. Verbouw van rogge, aardappelen en tabak. Ijzer- en steengroeven. Druk toeristenverkeer. Hoofdstad: Aarlen (Arlon ii. 180 inw.).
