De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Knoop

betekenis & definitie

(1) (meetk.), punt waar een kromme zichzelf snijdt;

(2) (natuurk.) plaatsen waar rust heerst bij een in staande trilling geraakt lichaam, zoals bijv. de luchtkolom in een gesloten orgelpijp. Er tegenover staat een buik;

(3) (sterrenk.) een der twee snijpunten van twee grote cirkels aan de hemelbol; de verbindingslijn dier snijpunten heet knopenlijn en gaat door het denkbeeldig middelpunt van de bol;

(4) in touw, garen enz., wordt gemaakt, hetzij in het touw enz. zelf, hetzij door de strengen, waaruit het bestaat, uiteen te draaien en op bepaalde wijze weder ineen te vlechten of te knopen. Er zijn tal van manieren waarop K. gelegd kunnen worden;

(5) voorwerp, dat in een knoopsgat passende, tot het vast maken of versieren van kledingstukken dient. Men vervaardigt K. van metaal, hout, parelmoer, ivoor, been, hoorn, porselein, glas, papier, leder, harde noten enz.;

(6) snelheids- of afstandsmaat in de zeevaart; 1 K = 1 zeemijl of 1852 m (1 meridiaanminuut);

(7) in de plantk. naam voor de gedeelten van de stengel, die de opeenvolgende leden scheiden en die de bladeren dragen. Het onderste opgezwollen gedeelte van de bladschede bij de grassen noemt men bladknoop.