(1) (scheepv.), de gesmeed ijzeren rechthoekige staaf, die verticaal onder het midden van het schip uitsteekt, het afdrijven bij zijwind en het slingeren vermindert en de huidplaten beschermt bij het aan de grond raken van het schip;
(2) (plantk.) deel van de bloemkroon van de Vlinderbloemen nl. 2 van de kroonbladen die in de vorm van een boot samengegroeid zijn of tegen elkaar aanliggen en meeldraden en stamper omsluiten.