(1880-1938), eerste president van de Turkse republiek, bouwer van het nieuwe Turkije. Heette oorspronkelijk Moestafa Kemál.
Trad in militaire dienst en sloot zich aan bij de Jong-Turken. Deed de Dardanellen-expeditie der geall. in W.O. I (1915) mislukken; veroverde in 1916 Bitlis en Mus op de Russen, waarvoor hij de titel pasja kreeg. Organiseerde in KI.-Azië i9i9-’20 het verzet tegen de geall. wapenstilstand- en vredesvoorwaarden; versloeg in 1921 de Grieken sindsdien ,,Gazi'’, overwinnaar. In 1923 president van de Turkse republiek, met Ankara hoofdstad. Bekleed met dictatoriale volmachten, vernieuwde met straffe hand het gehele Turkse staatkundig, godsd. en cult. leven: o.a. Lat. letterschrift aangenomen, fez en sluier verboden, iedere Turk een achternaam. Koos zelf die van Atatürk (= vader der Turken). Oriënteerde zich aanvankelijk op de Sovjet-Unie, werkte na 1930 voor een Balkanentente en een O. pact met Irak, Perzië en Afghanistan.