(Hebr., „Jahwe richt”), (1) koning van Juda. J. sloot een verbond met koning Achab van Israël, doch bleef Jahwe trouw (II Kron. 17-20);
(2) bij de profeet Joël symbolische aanduiding van de plaats, waar Jahwe aan de heidenen het gericht zal voltrekken, het „dal J.’s’’.