(1798-1872), Nederl. staatsman, de voornaamste figuur van het Nederl. liberalisme in de 19e eeuw. 1825 prof. te Gent, sinds 1830 prof. te Leiden in het staatsrecht. Trad op de voorgrond door zijn Aanteekeningen op de Grondwet (1839), waarin hij het beleid van koning Willem I afkeurde.
Diende als Tweede Kamerlid 1844 met nog 8 anderen het beroemde ,,Voorstel der Negenmannen” in tot herziening der Grondwet. In 1848 voorzitter der Grondwetscommissie; weet zijn denkbeelden in de Grondwet te doen belichamen. 1849-18 53 eerste min.; brengt o.a. de Kieswet, de Provinciale wet en de Gemeentewet tot stand: monumenten van wetgevende arbeid. Door Aprilbeweging 1853 ten val gebracht. 1862-1866 en 1871-1872 opnieuw eerste min. Door zijn toedoen kwamen o.a. nog tot stand de wet op het graven van het Noordzeekanaal, op de H.B.S. en de Polytechnische school te Delft. Belangrijkste werken: Historische schetsen, Parlementaire redevoeringen (5 dln).