aanduiding, gegeven door de Ned. regering aan de beperkte aanspraken op annexatie van Duits grondgebied, welke zij op 5 Nov. 1946 bij de regeringen van Eng., Frankrijk, de V.S. en de Sovjet-Unie aanhangig maakte. Het grootste te annexeren stuk wordt gevormd door de inham in de grens bij Coevorden.
Voorts omvatten de voorstellen enige stroken grond langs de grenzen van Limburg, Gelderland, Drente en Groningen, de Oost-Friese kuststrook langs de Dollart en het eiland Borkum. Steden en grote dorpen zijn zoveel mogelijk buiten het opgeëiste gebied gelaten. Behalve annexatie van grondgebied vroeg de regering ook nog concessies voor mijnontginningen op gebied, dat overigens onder Duitse souvereiniteit kon blijven. In Maart 1949 kwamen de Mogendheden tot overeenstemming over zeer beperkte G. ten gunste van Ned., voor een groot deel onbewoond gebied omvattende (ca 70 km2); alleen in de ,,knik” bij Zevenaar (Elten) en in de nauwe „hals” bij Sittard had het over te dragen gebied noemenswaardige omvang en aantal inwoners. Op 23 April 1949 heeft Ned. de betrokken gebieden in bezit genomen. Zijn verdere aanspraken heeft Ned. nog niet laten varen.
