oude naam voor het tegenwoordige district Pesjawar in N.O.-India, dat door zijn ligging aan de voornaamste toegangswegen tot India herhaaldelijk in contact geweest is met uitheemse culturen. Speciaal geldt dit voor de Griekse cultuur die tot G. doordrong ten gevolge van de Indische krijgstocht van Alexander de Grote.
Door de fysieke en culturele vermenging van de Griekse en latere veroveraars met de inheemse bevolking ontstond een gemengde mensengroep met evenzeer gemengde beschaving. Naar de sprekendste elementen noemt men deze Graeco-Boeddhistisch; naar de inhoud Boeddhistisch, naar de vorm Hellenistisch. Wij kennen haar slechts door de kunst en wel alleen door de beeldhouwkunst en de architectuur. Van metaalwerken noch van schilderkunst is iets bewaard gebleven, wel zijn er tempelresten overgebleven met reliëfs en beeldhouwwerken. De bouwvormen zijn zuiver Indisch, in de decoratie vindt men zelden zuiver Hellenistische of Indische elementen, doch zij vertoont een typisch gemengd karakter, dat het wezen is van deze kunst.
