het doorbreken of bezwijken van een dijk op een ogenblik, dat deze water keert. Bij rivierdijken kan breuk ontstaan:
1. door aantasting en geleidelijke vernieling aan de buitenzijde door golfslag en drijfijs;
2. door overlopen;
3. door overslag van golven, wanneer de dijk te weinig boven de waterhoogte verheven is;
4. door doorkwelling, waarbij het water zich een weg door of onderdoor de dijk baant.
Doorbraken bij zeedijken kunnen dezelfde oorzaken hebben als bij rivierdijken, behalve die genoemd onder 2.