(1851-1926), aartsbisschop van Mechelen sinds 1906. 1882 belast met de oprichting van een leerstoel voor Thomistische wijsbegeerte te Leuven. In 1907 kardinaal.
Verrichtte baanbrekend werk op het gebied der neo-scholastieke wijsbegeerte; beschermde tijdens W.O. I het Belgische volk tegen de gewelddaden der Duitse indringers. In 1921 opende hij te Mechelen de besprekingen tot hereniging der Kerken. Schreef vele werken op wijsgerig en ascetisch gebied.